Home > Nieuws > Mensen met langdurige psychische problemen hoeven niet werkloos te blijven

Mensen met langdurige psychische problemen hoeven niet werkloos te blijven

9 juni 2021

Op 8 juni verscheen er op socialevraagstukken.nl een artikel van Diana Roeg, Lars de Winter, Cris Bergmans, Chrisje Couwenbergh, Jaap van Weeghel over psychische problemen en werken. Hieronder kunt u het artikel lezen.

Meer dan 80 procent van de mensen met langdurige psychische problemen heeft geen betaald werk. Dit terwijl de meerderheid van deze groep wel wil werken. En dat kan ook, als we afscheid nemen van het huidige re-integratiemodel – eerst trainen dan plaatsen- en de omgekeerde volgorde van het IPS-model toepassen: eerst plaatsen, dan trainen.

Mensen met langdurige psychische klachten zoals psychosen of ernstige depressie, ondervinden grote problemen in hun dagelijks functioneren. Daarvoor ontvangen ze vaak een ggz-behandeling en begeleiding. Kenmerkend voor de groep is dat ze vaak is aangewezen op een minimumuitkering. Ondanks de Participatiewet en de WMO zijn de sociale inclusie en de kansen op werk voor mensen met een arbeidsbeperking niet verbeterd.

Barrières slechten

Mensen met langdurige psychische problemen die werk zoeken, stuiten op veel barrières. Enerzijds is er een gebrek aan ervaring, vertrouwen en vaardigheden. Anderzijds zijn er de eisen van de arbeidsmarkt: het van werknemers verwachte rendement, de kwaliteit van de beschikbare banen, en het stigma op psychische aandoeningen.

In de ggz is er vaak weinig aandacht voor arbeidsproblemen. Sterker nog, behandelaren remmen hun cliënten soms zelfs af om te gaan werken. De angst van de professionals is dat de psychische problemen tijdens het werk weer toenemen, terwijl we weten dat vaak het omgekeerde het geval is. Daarnaast zijn gemeenten en het UWV terughoudend bij de inkoop van re-integratietrajecten voor de doelgroep: te duur en weinig effectief.

Wat ook niet helpt, is dat de samenwerking tussen ggz en bedrijfsartsen (voor als mensen nog werken) of tussen ggz en uitkeringsinstanties (voor als mensen werk zoeken) vaak uiterst moeizaam verloopt. Het resultaat: werken zit er voor mensen met langdurige psychische klachten doorgaans niet in.

Doorbraak in de re-integratie

Ambtenaren en professionals gingen er tot vrij recent vanuit dat werk voor het overgrote deel van de doelgroep te hoog gegrepen was. Dat wil zeggen totdat onderzoekers in de VS een model ontwikkelden die de bestaande aannames verwerpt en uitgaat van ‘first place, then train.’ Een perspectief dat kortweg wordt aangeduid als: Individuele Plaatsing en Steun (IPS).

IPS doorbrak de tot dan dominante aanpak in Nederland, die van een langdurige en stapsgewijze voorbereiding naar werk (‘train then place’). In Nederland waren professionals, re-integratiewerkers, bestuurders en financiers aanvankelijk weinig enthousiast. Niettemin deden vier Nederlandse ggz-instellingen in 2003 een studie naar mogelijke uitvoering van IPS. Het onderzoek toonde aan dat de aanpak in Nederland haalbaar was, maar dat dit wel een nieuwe houding tegenover het herstel van cliënten veronderstelde, een andere organisatiestructuur, uitgebreide training en aangepaste financieringsmechanismen

Een ander, gerandomiseerd onderzoek met controlegroep toonde aan dat IPS in Nederland effectief was. In dertig maanden werden bijna twee keer zoveel mensen aan werk geholpen als met reguliere trajectbegeleiding.

Wat is er nieuw aan IPS?

Het onderscheid tussen IPS en traditionele re-integratiemethoden is dat de cliënt met de IPS-coach meteen op zoek gaat naar een betaalde baan, en dat hij gecoacht wordt op het werk zelf. Trajectbegeleiding is onderdeel van het behandelplan, en de trajectbegeleider lid van het ggz-behandelteam. Elke cliënt die wil werken, komt in aanmerking.

Met de IPS-aanpak wordt gebroken met exclusiecriteria,  zoals symptomen, (minder) functioneren of gevreesde terugval. Mislukken mag: herstel is een weg met hobbels. Begeleiding blijft altijd beschikbaar, ook als het misgaat en mensen weer werkloos worden.

IPS wordt breed toegepast in de Verenigde Staten, Australië, Azië en Europa. Ook is er een internationale IPS leergemeenschap. Voor instellingen en professionals hier te lande die IPS willen toepassen, zijn er een Nederlandstalig handboek en trainingen beschikbaar.

Sleutel tot maatschappelijk herstel

In ons land stijgt het aantal aanbieders en deelnemers inmiddels gestaag. Zo bieden momenteel 34 instellingen IPS aan en begeleiden zij samen ruim vijfduizend cliënten (8). Ook gemeenten kopen steeds vaker IPS trajecten in, en het UWV stimuleert IPS trajecten met een eigen subsidieregeling. Vanaf 2022 komt er structurele financiering beschikbaar.

Goede ontwikkelingen dus. Maar ruim 5 duizend mensen op het totaal van 281 duizend mensen met langdurige, complexe psychische problemen is niet bijzonder veel. Vanaf 2015 zijn ook enkele Beschermd, begeleid wonen en opvang (BW/MO) instellingen IPS gaan aanbieden. Naast de ggz-instellingen zijn zij de belangrijke aanbieders van zorg voor mensen met langdurige psychische problemen. Zij bieden woonondersteuning en begeleiding op alle levensgebieden, meestal aan huis. Of IPS, een model ontwikkeld voor de behandel-ggz, hier ook uitvoerbaar en effectief is was tot voor kort nog onbekend.

In 2019 maakten naar schatting 170 duizend mensen gebruik van BW/MO. Ons onderzoek naar de ervaringen in de acht BW/MO instellingen die met IPS werken, toont aan dat zij dezelfde resultaten hadden als ggz-teams.IPS bleek ook daar modelgetrouw toe te passen en net zo vaak tot werk te leiden als in de behandel-ggz. Dat is extra opvallend, omdat mensen die gebruik maken van begeleiding in BW/MO instellingen meer functionele problemen ervaren en nog minder vaak werk hebben dan in de ggz. Dit onderbouwt de aanname dat werken voor hen wel degelijk mogelijk is en de belemmeringen veel meer in de omgeving gezocht moeten worden dan alleen maar te kijken naar de beperkingen van het individu, zoals nu nog heel vaak gebeurt.

IPS is een belangrijke sleutel tot meer sociale inclusie en maatschappelijk herstel. Het zorgt voor een doorbraak in het re-integratiedenken en vraagt, gezien de resultaten, om een bredere toepassing in de ggz en daarbuiten.

Diana Roeg is programmaleider onderzoek bij Kwintes en werkzaam als senior onderzoeker bij Tilburg University, wetenschappelijk centrum zorg en welzijn Tranzo. Lars de Winter is stafmedewerker onderzoek, Chrisje Couwenbergh is manager Onderzoek & Beleid, Cris Bergmans is  stafmedewerker IPS, en Jaap van Weeghel voormalig directeur wetenschap, alle vier bij het Kenniscentrum Phrenos.

Lees het originele artikel op socialevraagstukken.nl